Ze kan wel úren werken. Ze wìl ook wel uren werken. Uren om mee te denken met anderen, haar klanten meenemen in denkprocessen in hun hoofd, hen laten voelen wat er in die lijven gebeurt. Ze geniet er zo van, al die mensen bloeien op, ze ziet het iedere keer gebeuren.
Maar dan roept de plicht weer. De wasmachine piept, ze moet nog bedenken wat ze zal koken vanavond. Ach kak, het is ook alweer tijd om de kinderen uit school te halen en ze heeft echt werkelijk nog niets in huis gedaan.
Ze moet dus zo nog even hard aan de bak. De kinderen maar even voor de tv met een snoepje, zijn ze mooi stil. Kan ze vlug met de stofzuiger door het huis voordat haar man thuiskomt. Ze wil niet dat ie gaat denken dat ze de hele dag niets doet. Maar als ze er zo over nadenkt… ze doet ook eigenlijk niets. Ze doet geen fluit, alleen maar een beetje schrijven en met andere moeders praten.
“En toch ben ik doodmoe” verzucht ze wanneer ik haar spreek. “Niets lijkt helemaal goed te gaan en ik heb het gevoel overal tekort te schieten. Mijn huis is een bende, de kinderen zitten veel te vaak voor de tv en ik zou zo graag eens tijd over hebben. Maar ja, tijd over hebben? Ik kan het nu al niet goed doen!”
Haar vraag is hoe ze meer vrede kan hebben met het leven wat ze nu heeft. Het is namelijk voor haar ook prima, alleen haar hoofd vindt van niet. De gedachten die ze heeft gaan voornamelijk over dat het niet goed is en niet goed gaat.
Ik geef haar een stuk vloerbedekking. “Dat stuk vloerbedekking representeert jou. Jij bent de vloerbedekking. Leg hem eens ergens neer.” Ze legt hem ergens in de ruimte neer. Ik geef haar nog een paar stukken vloerbedekking die symbool staan voor haar kinderen en haar man. Het stukje kleed dat staat voor haar kinderen legt ze voor zich neer en het stuk vloerbedekking dat haar man voorstelt legt ze aan de andere kant van de ruimte.
“Ga nu eens op jouw eigen tegel staan.” Ze gaat staan. “Wat zie je?”
“Mijn kinderen” zegt ze. Ik vraag haar wat ze verder nog ziet. “Niets” is haar antwoord. “Ik wil ze het liefst iets opschuiven, zodat ik wat meer kan zien en vooral wat meer kan doen. Maar dat kan niet. Ik doe al teveel niks. Ik heb het al niet op orde, dus hoe kan ik nog meer ruimte innemen?”.
Aha! Er is dus een grens op de hoeveelheid tijd en ruimte die ze van zichzelf mag innemen. Voor mij is deze zin de moeite waard om te onderzoeken. Hij komt namelijk vaak voor in mijn praktijk, en meestal heeft het iets met de ouders te maken.
De ouders krijgen dus een tapijtje. Wanneer ik die neerleg, wordt al meer duidelijk waar haar gevoel van niet genoeg zijn vandaan komt. Het tapijtje van haar vader belandt onder de gordijnen. Haar moeder staat met haar neus tegen de plint aan de andere kant. Het is onmogelijk om contact met haar moeder te maken. We schuiven de tegels iets in haar richting op en prompt voelt ze een hoop verdriet. Om het compleet te maken leggen we ook kleedjes voor opa’s en oma’s van beide kanten neer. Alle vier de tegels verdwijnen in de uiterste hoeken van de ruimte. Alle ouders en grootouders liggen klem. Ze kunnen letterlijk geen ruimte innemen. Ze kunnen alleen maar verdwijnen. We proberen ook die tegels nog eens wat dichter in haar richting te schuiven: maar nee, dat maakt wederom verdriet los. Die tegels moeten in die uithoeken blijven liggen.
Wanneer blijkt dat het onmogelijk is om de vloertegels ín de ruimte te leggen zit daar op de onbewuste laag van een deelnemer altijd een overtuiging ‘ik mag er niet zijn’ of ‘ik ben niet goed genoeg’. Door het zo zichtbaar te maken met iets simpels als vloerkleedjes wordt ook voor deze vrouw duidelijk wat het probleem is. “Inderdaad, dit is niet van mij. Dit zijn mijn ouders en grootouders. Ik zelf wil wél in het midden van de ruimte liggen. Dat voel ik nu zo duidelijk. Ik bèn genoeg, ik dòe genoeg en ik màg er zijn”, verzucht ze.
Ik vind het altijd zo wonderlijk hoe patronen en overtuigingen in een opstelling zichtbaar worden. Een opstelling maakt zichtbaar wat er onbewust afspeelt, op de zielslaag. Stel je eens voor: een moeder die in de oorlog nauwelijks het hoofd boven water kon houden, haar kinderen net niet genoeg eten kon geven omdat ze te arm was, altijd bang was om weggehaald te worden bij haar kinderen en ook nog een kind moest verliezen. Je kunt je vast voorstellen dat deze moeder zich enorm tekort voelt geschoten.
Dit soort verhalen zijn niet opzichzelfstaand. Deze verhalen hoor ik veel. En in deze verhalen zijn jouw ouders mogelijk wel ‘het kind’. Zij zijn dus opgevoed met gevoel dat er nooit genoeg was, er angsten en tekorten waren en zoals het met kinderen gaat: zij willen alles oplossen en zullen dus alles in het werk stellen om de pijn te verzachten. Hier mislukken ze in. Altijd. Een kind kan namelijk nooit de gevoelens voor zijn ouders leven. Nooit.
Als we teruggaan naar deze opstelling en het enorme schuldgevoel wat deze moeder ervaart, dan wordt ook voor haar duidelijk dat zij genoeg is voor haar kinderen. En doordat ze dit nu niet alleen weet maar ook echt kan voelen, kan ze nu gaan leven vanuit haar werkelijke plek. Weet je wat het mooie daaraan is? Dat ook de rest van haar gezin als vanzelf op hun eigen plek zal gaan staan.
Ben jij er ook aan toe om schuldgevoel uit je leven te bannen en weer te gaan leven vanuit onschuld? De tijd en de ruimte in te nemen die je nodig hebt om jouw eigen plek te ownen? Dan is dit bericht voor jou. Plan een gratis kennismaking in en ontdek hoe jij jouw plek kunt terug claimen.